Louis De Jaeger is een Belgische ondernemer met een passie voor duurzaamheid. In zijn boek ‘We eten ons dood’ legt Louis uit hoe duurzame landbouw onze planeet en onze gezondheid kan redden. Louis richtte daarnaast verschillende initiatieven op om onze eigen achtertuin te vergroenen. Vandaag spreken we Louis over zijn visie.
? Bekijk de website van Louis De Jaeger
Louis, hoe ben jij in de wereld van de duurzame landbouw terechtgekomen?
Op mijn achttiende was ik schoolmoe; ik had Latijn-wiskunde afgerond en wilde graag de wijde wereld intrekken. Door op een wereldreis te gaan, zou ik mezelf en verschillende wereldbeelden beter leren kennen. Als achttienjarige ben ik voor negen maanden naar Noord- en Midden-Amerika vertrokken.
Daar werd ik voor het eerst geconfronteerd met verwoestijning (landverwoesting) door toedoen van de mens. In de Verenigde Staten zag ik met eigen ogen de overblijfselen van de Dust Bowl. Die storm heeft in de jaren 30 het land, dat zodanig geploegd was door boeren, doen wegwaaien en uiteindelijk gereduceerd tot stof.
In Midden-Amerika, waar de bevolking armer is dan in de VS, zag ik soortgelijke taferelen. Mensen leefden in armoede en door het gebrek aan voedsel moesten kinderen met een lege maag naar bed. Er was te weinig eten omdat de mens z’n biotoop had vernietigd. Doordat die biotoop vernietigd was, kon ze geen voeding meer voortbrengen.
Dat we onze eigen wereld onleefbaar maken, heeft mij geraakt. Tegelijkertijd kreeg ik ook hoop toen ik in contact kwam met permacultuur, een stroming waarin landbouwers natuurlijke processen imiteren om voedsel te produceren. Ik was verkocht en heb mij verder verdiept in die stroming.
Na vijf jaar reizen en te wonen in verschillende plekken in Europa, wilde ik zelf de landverwoesting helpen bestrijden. Ik besloot om terug te keren in België en daar enkele initiatieven op te zetten.
Als ‘eco-entrepreneur’ heb je verschillende projecten opgezet om een duurzamere toekomst na te streven. Hoe heb je dit aangepakt?
Ik vergelijk mijn aanpak met de pioniersboom. Een pioniersboom, zoals de berk, vestigt zich op kapotte grond. De boom verspreidt op zijn beurt honderdduizenden zaadjes, waardoor de grond terug vruchtbaar wordt.
Zelf ben ik ook zaadjes gaan verspreiden. Met mijn allereerste campagne ‘Bye Bye Grass’ heb ik mensen aangespoord om hun klassieke gazon om te zetten in duurzame grond. Met een andere campagne, ‘The Biggest Tree Plant’, wou ik mensen inspireren om zoveel mogelijk (voedsel)bomen aan te planten.
Voor mijn campagnes heb ik me steeds gebaseerd op drie persoonlijke missies:
#1. Zoveel mogelijk hectares duurzaam maken;
#2. Zoveel mogelijk mensen inspireren om hetzelfde te doen;
#3. Zoveel mogelijk plezier hebben terwijl ik dat doe, want het duurzaamheidsverhaal moet leuk en hoopvol zijn.
Met je bedrijf Commensalist wil je landschappen toekomst ‘future-proof’ maken. Leg je onze lezers even uit wat dat inhoudt?
Met mijn onderneming Commensalist zet ik mijn missies in de praktijk om. Zo teken ik, samen met mijn team, ontwerpen uit die grond opnieuw duurzaam maken. Onze projecten variëren van simpele stadstuinen tot privé natuurgebieden, voedselbossen tot landbouwbedrijven.
Alle landschapsontwerpen stellen dezelfde waarden centraal. Enerzijds moeten de landschappen voor de mens aantrekkelijk zijn. We gebruiken daarvoor mooie, organische vormen. Onderzoek heeft namelijk uitgewezen dat rechte vormen ons ongelukkig maken. Anderzijds zorgen we ervoor dat de landschappen eetbaar zijn – denk maar aan bloemenweides en voedselbossen.
Om een landschap ‘future-proof’ te maken, luisteren we aandachtig naar de droom van onze klanten. Vervolgens toetsen we hoe we die droom op een realistische manier kunnen waarmaken. Zowel de draagcapaciteit van het land als de capaciteiten van de mensen zijn daarbij belangrijk. Als landschapsontwerpers zijn we ook motivatiecoaches.
Op eeuwenoude kaarten, zoals de Ferrariskaarten, gaan we na dan hoe dezelfde landschappen er vroeger uitzagen. Mensen deden nooit aan landbouw op een plek die daar niet voor geschikt was. Deze visie deel ik met Mark Shepard, een voedselbosguru die ik onlangs heb ontmoet.
Tot slot maken we op basis van de kaarten een beplantingslijst. Niet-eetbare soorten vervangen we door verwante eetbare soorten. Dan is het kwestie van de juiste plantafstanden te bepalen en een beplantingsplan te maken.
Men kan dan ons plan zoals een Ikea-handleiding gebruiken om de soorten aan te planten. We raden altijd aan om zelf aan de slag te gaan, maar helpen onze klanten waar nodig.
Je nieuwste boek draagt de titel ‘We eten ons dood’. Waarom heb je die titel gekozen?
De titel symboliseert verschillende manieren waarop we ons dood eten als mens.
In de eerste plaats verwoest de huidige manier van landbouw ons land. In Frankrijk, Spanje en Italië zie je al voedselwoestijnen, en in de nabije toekomst zal dat in de Benelux ook zo zijn.
Ten tweede eten we ons dood omdat we pesticiden spuiten. De mens bestaat uit meer niet-menselijke cellen dan wel-menselijke cellen. Maar omdat pesticiden net gericht zijn op het doden van die beestjes die ons lichaam nodig heeft, tasten we ons eigen spijsverteringskanaal aan. Zo ontstaan ziektes zoals o.a. het prikkelbare darmsyndroom.
Een derde reden is dat we te veel en te ongezond eten. In Amerika zag ik morbide dikke mensen, en als ik in hun koelkast keek, begreep ik onmiddellijk waarom.
Ten slotte maken wij als mens ons eigen ecosysteem kapot. De biodiversiteit gaat dood waardoor wij als mensheid dreigen uit te sterven.
Voor je boek heb je met experten over de hele wereld gesproken. Welk inzicht is jou het meest bijgebleven?
Allereerst is mij bijgebleven dat onze aarde een perpetuum mobile (voortdurend in beweging) is. We kunnen een dood stuk aarde weer tot leven wekken zonder externe input te gebruiken.
Een mooi voorbeeld is een Britse landbouwer die al dertig jaar voedsel verbouwt zonder dierlijke mest te gebruiken. Toch raakt zijn landbouwgrond niet uitgeput. Dit komt omdat de aarde bestaat uit een mineraal gedeelte. Als boer kan je oneindig blijven putten uit het minerale gedeelte dat in elke grond zit. Je heb geen chemische meststoffen nodig om aan landbouw te doen, enkel de juiste bodemkennis.
Het tweede inzicht is wat ik de wortel-darmconnectie noem. Planten hebben beestjes nodig om aan voeding te raken. In ruil voor hun hulp krijgen de beestjes via de wortels van de planten suikers, vetten en eiwitten. Dat proces vindt ook plaats in onze eigen darm. Een mens is zo gezond als het aantal micro-organismen in z’n darm. Zodra het microbioom niet meer in balans is, wordt de mens ziek.
Onderzoek heeft uitgewezen dat langdurige blootstelling aan pesticiden verschillende ziektes kan veroorzaken. Hoe kunnen landbouwers hun gewassen op een duurzamere manier vrijwaren van ongedierte?
De natuur is een natuurlijk functionerend ecosysteem. Zodra je iets loskoppelt van dat ecosysteem, ontstaan er problemen.
Zo komen in de natuur eenjarigen zelden voor. Dit zijn gewassen die in een jaar tijd volledig groeien en afsterven. Toch is onze landbouw gebaseerd op die eenjarigen. Deze manier van landbouw bezorgt de aarde stress, en een systeem dat onder stress staat – dat zien we ook in ons eigen lichaam – wordt sneller ziek. De natuur heeft meer meerjarigen (vaste planten, struiken, bomen) nodig. Kernza is zo’n meerjarig graan waarmee je de aarde niet steeds stress bezorgt.
Naast meerjarigen, is er meer diversiteit nodig. Een veld met alleen maïs bestaat niet in de natuur. We moeten verschillende soorten bij elkaar kweken. Een polycultuur kan je mechanisch zaaien en scheiden, zonder dat het voor de boer te ingewikkeld wordt.
Landbouwgrond moet je als een ecosysteem zien. Rond de gewassen plaats je bloemenweides, houtkanten en bomen om een holistisch systeem te creëren. De regenwormen in de grond verzorgen het ploegwerk. Zorg voor de aarde en de rest komt vanzelf. Boeren die op deze manier werken, hebben af en toe last van plagen, maar de verliezen vallen best mee.
Pesticiden zijn ten slotte duur. Boeren spuiten zelf niet graag pesticiden, want die veroorzaken de nodige gezondheidsproblemen (hoofdpijn, neurologische problemen, gastro-intestinale problemen).
Het beroep van landbouwer is niet bepaald hip. Toch zijn landbouwers nodig voor een duurzame toekomst. Wat kan de overheid volgens jou doen om dit beroep aantrekkelijker te maken?
Met deze stelling ga ik niet akkoord. Rond mij zie ik dat het beroep van landbouwer net wel weer hip is.
De overheid stimuleert deze banen echter niet genoeg. Opleidingen gratis maken en beginnende landbouwers grond geven voor een bepaalde tijd zijn twee maatregelen die nuttig zouden zijn.
Ook is het belangrijk om boeren te helpen bij de transitie. Omdat de bodem uitgeput is, moeten boeren in vergelijking met twintig jaar geleden tien keer zoveel meststof gebruiken om eenzelfde stuk grond te bewerken. Stoppen is geen optie voor deze boeren want dan hebben ze geen inkomsten meer. De overheid moet boeren financieel helpen door dat dal.
Mijn organisatie is bezig met het werven van fondsen om gratis opleidingen aan boeren te kunnen geven. Een opleiding is niet genoeg; daarna is frequente opvolging door een consultant nodig. En dat kost ook weer geld.
De realiteit is dat we steeds vaker en met meer leven in grote steden. Hoe kijk jij naar het stedelijke landschap?
Steden zijn enerzijds aantrekkelijk omdat alles binnen handbereik is en de menselijke diversiteit inspirerend is. Echter verliezen we de connectie met de natuur. Ikzelf heb ook een kantoor in Brussel en vind dat fantastisch, maar ik zou er niet kunnen wonen.
Vroeger waren dorpen aantrekkelijk omdat al het benodigde (winkels, cafés, banken, cultuur) aanwezig was. Nu trekken jonge mensen naar de stad omdat het dorp hen niet meer kan bieden wat ze willen. We moeten rurale gemeenschappen terug leven inblazen, want ze zijn bevorderlijk voor mens en natuur.
Het cliché luidt dat gezonde voeding duur is. Heb je tips voor mensen met een beperkt budget die meer duurzame voeding willen kopen?
Mijn eerste tip is: begin klein. Zo kost biologische extra vierge olijfolie niet zoveel meer dan de standaard olijfolie die chemisch uit olijven gehaald is, maar is ze zoveel beter voor je gezondheid. Biologisch brood, dat een euro meer kost, bevat dan weer geen verwerkte bloem die glutenintolerantie triggert. Je spijsverteringskanaal zal je dankbaar zijn.
Mijn tweede tip is: maak het jezelf gemakkelijk. Neem een abonnement op voeding, bijvoorbeeld bij een gemeenschapsboerderij. Iedere week zorgen ze voor een voedingspakket. Omdat je die verse ingrediënten niet wil laten slecht komen, doe je je best om alles op te gebruiken. Die groentes zijn in een levende bodem gekweekt en dat is goed voor onze gezondheid, en dat weten de boeren ook!