Laatst bijgewerkt op 9 oktober 2025

Prof. dr. Marc Boogaerts is hematoloog en stamcelexpert, bekend om zijn heldere uitleg over wat bloed ons kan vertellen over gezondheid en ziekte. In zijn recente boek ‘Het zit in ons bloed’ (gericht op een breed publiek) laat hij zien dat bloed veel méér is dan een transportmiddel: het is een informatiedrager die inzicht geeft in ons immuunsysteem, metabolisme en levensstijl. In dit gesprek gaat hij in op het zelf begrijpen van bloeduitslagen, de zin en onzin van populaire testen, de ethiek rond “designerbloed” en de toekomst van stamceltherapie.
Bloed als informatiedrager
In uw boek maakt u duidelijk dat bloed meer is dan een transportmiddel — het is een informatiedrager. Welke boodschap zou u willen dat mensen onthouden over wat hun bloed hen écht vertelt?
Bloed is zoveel meer dan die simpele rode vloeistof die zuurstof transporteert. Zonder bloed is er geen leven mogelijk; zonder bloed zijn onze hersenen niet meer dan een vormeloze vetblubber, ons hart een werkloze pomp, onze nieren droge filters. Ons bloed is de spiegel van onze gezondheid — niet alleen via DNA, maar vooral via leefgewoonten, dieet en fysieke activiteit. Bloed vormt ook de wieg van ons afweersysteem (immuniteit). Het bewaakt onze eigenheid en beschermt tegen micro-organismen zoals bacteriën, virussen en schimmels.
En dan hebben we nog niet gesproken over de hoofdcomponent van bloed: het plasma. Dat geeft een inkijk in ons metabolisme via de evaluatie van lever- en nierfunctie, suiker- en vethuishouding, hormonenspiegels en vitamines. Plasma bevat ook een compleet stollingssysteem, dat ons beschermt tegen levensbedreigend bloedverlies, maar ook aanwijzingen kan geven over klonter- of trombosegevaar.
Kortom: een eenvoudige bloedafname — binnenkort zelfs op enkele druppels — vertelt ons via DNA en plasma soms meer dan we willen weten. Niet iedereen wil immers leven met de wetenschap hoe groot de kans op borst-, eierstok-, pancreas-, colon- of prostaatkanker is gedurende het leven.
Bloedwaarden leren begrijpen (en veelgemaakte misverstanden)
U stelt in uw boek dat we onze bloeduitslagen het best zelf leren begrijpen. Waarom is dat belangrijk, en welke misverstanden komt u het vaakst tegen?
Het is belangrijk te beseffen dat een bloedafname een momentopname is, waarvan de waarden onderhevig zijn aan vele externe variabelen. Denk aan de omstandigheden van de prik, met al dan niet stress of technische problemen: zat de naald er direct in of moest er gezocht worden naar de juiste ader? Is er iets gebeurd tijdens het transport van de huisarts naar het labo? Ook interne factoren spelen een rol: was de patiënt nuchter of niet? Neemt hij of zij medicatie?
De zogenaamde “normale” referentiewaarden, zoals aangegeven door laboratoria, moeten dus met de nodige relativering worden geïnterpreteerd. Correcties zijn vaak nodig, bijvoorbeeld voor leeftijd of geslacht. Nog gevaarlijker wordt het wanneer het algoritme van het labo een reeks mogelijke diagnoses uitspuwt, wat niet zelden leidt tot onnodige paniek. Voor artsen en andere zorgverleners blijft het primordiaal dat patiënten nooit enkel op “papieren” worden geëvalueerd. Interpretatie van de klachten en het klinisch onderzoek blijven de hoekstenen van een juiste diagnose.
Wat leer je uit een standaard bloedtest?
Veel mensen van middelbare leeftijd zien plots termen als HDL, CRP of hemoglobine. Wat zouden we als eerste moeten begrijpen?
Veel hangt af van de precieze reden van het onderzoek. In welke richting wijzen de resultaten? Geven ze een verklaring voor de klinische vragen? Waren er vermoedens van bloedarmoede (hemoglobine), of van een ontsteking of infectie (CRP)? Zijn er familiale risicofactoren voor een verhoogd cholesterol (waaronder HDL)?
De interpretatie gebeurt het best in overleg met de arts, zodat klachten, kliniek en resultaten aan elkaar kunnen worden gekoppeld. Wat liever niet gebeurt, is een parallel consult bij Dr. Google: die gaat — “voor de zekerheid” — alle richtingen uit, bij voorkeur de ernstigste diagnoses eerst, en veroorzaakt vooral onrust.

Zit vermoeidheid of stress “in je bloed”?
Vermoeidheid, stress, lage weerstand… In welke gevallen is het terecht om ‘in het bloed’ te zoeken — en wanneer niet?
Zoals gezegd is bloed vaak een spiegel van onze gezondheid. Maar uit mijn Amerikaanse studietijd heb ik onthouden: Not everything that counts can be counted, and not everything that can be counted counts. Vrij vertaald: niet alles wat telt, kan worden geteld, en niet alles wat geteld kan worden, telt. Een goed voorbeeld is mentaal welzijn. Een burn-out meten in het bloed kan niet, hoe frustrerend dat soms ook is. Vaak blijft het een uitsluitingsdiagnose — wanneer alle fysieke oorzaken, onder andere via bloedonderzoek, zijn uitgesloten.
Hormonen meten: zin en onzin
Wat is de zin (of onzin) van het testen op hormoonniveaus zoals cortisol?
Bloedafnames kunnen goed inzicht geven in de hormonale status. Meestal gaat het om de hormonen van de schildklier, een klein orgaan rond het strottenhoofd. Men spreekt dan over de thyroxines: het minder actieve T4 en de actieve vorm T3, evenals het bindingsmolecuul thyroglobuline. Wie te weinig thyroxine aanmaakt, voelt zich vaak moe en futloos, komt aan in gewicht en kan een vergrote schildklier ontwikkelen — de klassieke ‘krop’ (struma) — een teken dat de klier extra hard probeert te werken. Wie te veel schildklierhormoon aanmaakt, lijkt soms over te lopen van energie: het hart slaat sneller, de verbranding is hoog en gewicht neemt af — alsof je jezelf van binnenuit “opbrandt”.
Het meten van geslachtshormonen (oestrogenen, testosteron) gebeurt specifiek bij gynaecologische of andrologische problemen. Artsen bepalen soms FSH (follikelstimulerend hormoon) en LH (luteïniserend hormoon) om te zien of iemand in de menopauze zit. HCG (humaan choriongonadotrofine) wordt gebruikt om een zwangerschap aan te tonen. Testosteron en afgeleiden spelen ook een rol bij dopingcontroles of transgenderevaluaties.
Het meten van stresshormonen, zoals cortisol en adrenaline, geeft informatie over de werking van de bijnieren — twee kleine orgaantjes boven de nieren. Zij spelen een bepalende rol in het verwerken van fysieke en psychische stress en produceren onder meer cortisol, adrenaline, catecholamines en enkele sekshormonen. Cortisol zorgt onder meer voor een snelle vrijzetting van suiker uit de reserves, zodat het lichaam voldoende energie heeft om stress het hoofd te bieden.
Wie zich futloos, uitgeput, dodelijk vermoeid en bloedarmoedig voelt, “zal dus wel” een tekort hebben aan cortisol omdat de bijnieren zouden zijn “uitgeperst” en uitgeput — zo luidt een populaire redenering. In werkelijkheid is bijnierschorsinsufficiëntie (ziekte van Addison) zeldzaam en auto-immuun van aard. De symptomen lijken echter sterk op het ongelukssyndroom van de eenentwintigste-eeuwse hipster. Niet verwonderlijk dat iemand zich euforisch kan voelen na inname van cortisone; die middelen staan niet voor niets op dopinglijsten. En toch: als we bij deze ‘ongelukspatiënten’ de bijnierfunctie via een eenvoudige test controleren, vinden we zelden een te laag gehalte. De bijnieren functioneren bij mensen die zich gelukkig voelen niet anders dan bij wie zich ongelukkig voelt. Daarom beschouwen we in de wetenschappelijke literatuur “bijnieruitputting” als een mythe.
Commerciële testen en hypes
U waarschuwt voor de opmars van commerciële bloedanalyses die valse beloftes maken. Wat zegt het u dat zoveel mensen houvast zoeken in dit soort testen?
Het populaire, naïeve geloof in bloed en zijn parameters wordt handig misbruikt door commerciële kapers op de kust, die zonder scrupules onrealistische verwachtingen creëren uit kortzichtig persoonlijk gewin en zich niet bekommeren om het belang van de patiënt. Enkele druppels zouden volstaan om een zogenaamd ‘volledig gezondheidsbilan’ op te maken. Bloed blijft magisch, en wie de geheimen ervan ontrafelt, zou de sleutel van gezondheid in handen hebben. Was het maar zo eenvoudig.
“Designerbloed” en ethiek
De term ‘designerbloed’ klinkt futuristisch. Hoe ver staan we echt in het ‘ontwerpen’ van bloed — en waar ligt voor u de ethische grens?
De wetenschappelijke betekenis van bloed voor de toekomst is nauwelijks te overschatten. Via bloed krijgen we toegang tot de genetische en moleculaire labyrinten van de meeste ziekten. Genetische manipulatie — de zogenaamde hacking van het genoom — laat toe fouten weg te poetsen en overerving naar volgende generaties te beïnvloeden. Daarmee balanceren we op de grens van het ethisch aanvaardbare.
Bloed zal een centrale rol blijven opeisen in de strijd tegen de dood. Maar stel dat we binnen vijftig jaar alle hart- en vaatziekten hebben overwonnen, en binnen honderd jaar ook kanker en dementie: zal bloed dan nog als levenselixir circuleren? Kunnen sarcopenie — de geleidelijke aftakeling van spieren en organen — en veroudering worden afgeremd of zelfs omgekeerd? Ligt een ‘eeuwige jeugd’ via stamcellen binnen handbereik?
Door enkele genetische ingrepen kunnen bloedstamcellen worden teruggebracht naar hun ongeremde embryonale status, om vervolgens in elke gewenste richting te groeien: lever, hart, bloedvaten, pancreas, bloed. Dat roept grote vragen op. Zal eugenetica universeel aanvaard worden? Worden biologische materialen koopwaar? De God die mens werd, maakt plaats voor de mens die God wordt. En deze nieuwe ‘goddelijke mens’ ontwerpt voortaan zelf — alsof op een achtste scheppingsdag — zijn leven en intelligentie. Maar beslist die nieuwe mens, geholpen door artificiële intelligentie, uiteindelijk om het oude mensenras te vervangen door een supernieuwe hybride soort?
Doorbraken in stamceltherapie
U bent al decennialang een pionier in de stamceltherapie. Wat was het meest verrassende moment in de evolutie van dit vakgebied?
Zonder twijfel de bevinding dat stamcellen plastisch blijven. Om dat goed te begrijpen moeten we terug naar het begrip stamcel en zijn hiërarchie. Stamcellen kunnen zichzelf vernieuwen en tegelijk aanleiding geven tot een reeks uitgerijpte cellen (differentiatie). De krachtigste stamcel is eigenlijk de bevruchte eicel: die is in staat de circa 220 verschillende celtypen van het lichaam aan te maken. We noemen haar totipotent: ze kan alles. In verschillende uitrijpingsstappen (naar multipotent) ontstaan de binnenste, middelste en buitenste kiemlagen en vervolgens gespecialiseerde weefsels, zoals darm-, bloed- en huidcellen. De stamcellen die continu onze darm, huid en bloed vernieuwen, noemen we uiteindelijk monopotent.
Het dogma in de celbiologie stelde lang dat, zodra een stamcel richting differentiatie gaat, er geen weg terug is en dat de cel uiteindelijk naar geprogrammeerde celdood evolueert. De paradigmaverschuiving kwam met de revolutionaire bevinding dat rijpe cellen kunnen worden hergeprogrammeerd naar een jonger stadium. Kort door de bocht: een ‘simpele’ huidcel kan via relatief ‘simpele’ genetische manipulatie plots ook zenuwcellen, hartcellen, geslachtscellen of bloed maken. Dat opende geweldige perspectieven voor regeneratieve geneeskunde. Overal waar een celdefect ontstaat — denk aan een infarct, Parkinson of brandwonden — kunnen in het lab precies de juiste cellen worden gekweekt om het defect te herstellen. Of, omgekeerd: vanuit bijvoorbeeld de huid kunnen we in het lab bloed maken — gedaan met een tekort aan bloeddonoren. Wie weet kunnen we binnenkort ook volledige organen kweken. Voorlopig moeten we feiten wel strikt van fictie scheiden.
Wetenschap en solidariteit
U werkte zowel binnen academische instellingen als via vzw SOFHEA aan betere zorg. Wat leerde u over hoe wetenschap en solidariteit elkaar kunnen versterken?
Wetenschap en maatschappelijke dienstverlening zijn voor mij complementair. Wetenschap in de ijle ivoren toren blijft vaak steriel, terwijl sociaal engagement zonder wetenschappelijke onderbouw nergens toe leidt. Daarom stond ik mee aan de basis van de oprichting van een sociaal fonds, SOFHEA (Sociaal Fonds voor Hematologische Aandoeningen). Enerzijds kozen we de klassieke weg van onderzoeksfinanciering: fondsen verzamelen om innovatief onderzoek, dat elders wegens te hoog risico of onvoldoende commerciële waarde niet aan bod komt, toch een noodzakelijke duw in de rug te geven — zaaigeld.
Tegelijk verankerden we een patiëntenluik in onze werking. We ondersteunen mensen die een ingrijpende stamceltransplantatie hebben ondergaan bij revalidatie en re-integratie in het gewone leven. Dat omvat sociale ondersteuning, psychologische hulp en, waar nodig, financiële steun. Zo willen we niet alleen de overlevingskans verhogen, maar ook de kwaliteit van leven bewaken.
Wil je graag meer leren over het levenselixer dat door je aderen stroomt?
Bestel het boek ‘Het zit in ons bloed’ van prof. dr. Marc Boogaerts online!
SOFHEA steunen? Surf dan zeker naar de website.
Meer interviews met gezondheidsexperts
Kruiden voor gezondheid: interview met Martine Van Huffel over lokaal gebruik, veiligheid en praktische tips
Martine Van Huffel, herboriste en auteur van het boek De Kruidenapotheek, nodigt ons uit om…
Interview met Joyce Houtkoop: Energie, voeding en de kracht van kleine stappen
Veel mensen voelen zich dagelijks moe, futloos of snel uitgeput — zelfs wanneer ze denken…
De mythe van proteïne: waarom we geobsedeerd raakten door eiwitten
Foto: Fjodor Buis Ontdek waarom eiwitten tegenwoordig op bijna elk bord en in elke sportshake…
Leven met chronische pijn: advies van ‘Pijnarts’ Bart Morlion
Chronische pijn beheerst het leven van miljoenen mensen—maar er is meer mogelijk dan eindeloos onderzoeken,…
Charlotte Brys over “Vintage meisjes”: ouder worden met lef en levenslust
Charlotte Brys is klinisch psycholoog, gerontoloog en integratief psychotherapeut, oprichter van praktijk Chartoloog, waar ze…
Onvoorwaardelijk voelen: Een inspirerend interview met Lizette van Loenen
Onvoorwaardelijk alle emoties voelen: het klinkt simpel, maar voor veel mensen is het de moeilijkste…
