Bart Verkuil is hoofddocent Klinische Psychologie aan de Universiteit Leiden, waar hij de link tussen de psyche en het lichaam onderzoekt. In zijn nieuwste boek ‘De gelukkige piekeraar’ bespreekt Bart waarom piekeren helemaal niet zo erg is. Wij vroegen enkele tips.
☛ Bekijk Bart Verkuils website
Bart, zou je jezelf als piekeraar omschrijven? Of hoe ben je bij het onderwerp piekeren terechtgekomen?
Ik ben altijd wel een wat nerveus type geweest, en kan op bepaalde momenten zeker goed piekeren. Gelukkig weet ik ook wel wat mij helpt om de zorgen in de hand te kunnen houden. Toen ik voor mijn studie psychologie in Leiden een scriptie moest schrijven werd mijn oog getrokken door een advertentie voor scriptieonderzoek naar piekeren. Het ging om onderzoek van professor Brosschot waarin hij nu eens geen onderzoek wilde doen naar piekeren door mensen eenmalig een vragenlijst te laten invullen, maar het juist van dag tot dag wilde bestuderen. Deze aanpak sprak me erg aan en het bleek toen dat ik onderzoek doen naar piekeren ontzettend interessant vond. Later viel mij in mijn stage op dat iedere patiënt die ik sprak vol zat met piekergedachten. Dus die fascinatie is op vele manieren ontstaan.
Kan je even uitleggen welke processen in het lichaam plaatsvinden wanneer we piekeren?
Je lichaam bereidt zich voor om in actie te komen; de stressreactie – die onderdrukt wordt als we ons veilig voelen – treedt op. Dit betekent dat je hart sneller gaat kloppen om meer zuurstofrijk bloed naar je spieren te pompen. Je zult misschien wel eens merken tijdens een flinke piekerperiode dat je oppervlakkiger gaat ademhalen, je spant je spieren ongemerkt aan. Ook komen er stresshormonen zoals adrenaline en cortisol vrij, die allemaal zorgen dat er energie vrijkomt in je lichaam, om in actie te komen.
In je boek bespreek je de evolutionaire rol van piekeren. Wil dat zeggen dat piekeren nuttig is?
De mentale functies die piekeren mogelijk maken – de toekomst kunnen voorspellen, je kunnen verplaatsen in wat andere mensen zouden kunnen denken, je langdurig op een onderwerp kunnen concentreren – allemaal zijn ze blijkbaar nuttig geweest in de ontwikkeling van onze soort. Voeg deze mentale vaardigheden toe aan een soort die ook nog eens heel snel een stressreactie kan vertonen, en dan heb je de homo sapiens, die niet alleen plezierig kan nadenken over de toekomst, maar zich ook verschrikkelijk veel zorgen kan maken om die toekomst.
En in bepaalde matig kan piekeren zeker nuttig zijn. Het maakt je duidelijk waar je belang aan hecht en wat je leven waardevol maakt. Het kan aanzetten tot gezonde acties. Zo laat onderzoek zien dat mensen die geregeld piekeren eerder smeren met zonnebrand, en eerder geneigd zijn om zich bijvoorbeeld te laten screenen op borstkanker.
Hoe komt het dat we last krijgen van neveneffecten zoals hoofdpijn en buikpijn als we langdurig piekeren?
Dit heeft te maken met die stressreactie. Door echt langdurig te piekeren verkeert ons lichaam continu in opperste staat van paraatheid, en dat kan op een gegeven moment gepaard gaan met klachten. Er wordt tijdens stress en gepieker minder onderhoud aan het lichaam verricht.
Waarom zijn sommige mensen meer vatbaar voor piekergedrag dan anderen?
Dat heeft onder andere te maken met genen; sommige mensen worden nu eenmaal emotioneel gevoeliger geboren dan anderen. Deze mensen zijn wat sneller geneigd om zich zorgen te gaan maken. Ook speelt opvoeding een rol. Wanneer je opgroeit in een onveilige omgeving, is het logisch dat je leert om continue op je hoede te zijn voor gevaar: dat is dan in feite een overlevingsmechanisme. Of als je ouders zelf flink piekeren en je altijd maar laten weten dat er overal gevaar schuilt, dan zal je dat als kind ook overnemen.
‘s Nachts piekeren we vaker dan overdag. Hoe komt dit eigenlijk?
Daar zijn verschillende verklaringen voor. Allereerst is er ‘s nachts minder afleiding en kan je je sneller bewust worden van allerlei negatieve gedachten. Ook zijn mensen in het donker vaak wat meer op hun hoede. Ook zijn we ‘s avonds vaak moe, en hebben we wat minder controle over waar onze gedachten heen gaan. En als laatste: het blijkt dat we in de nachtelijke uren alle informatie die overdag voor ons belangrijk was nog eens de revue laten passeren; dat gebeurt heel automatisch en meestal als we slapen, maar als het gaat om grote zorgen, dan kunnen ze je best uit je slaap houden.
Bestaat er een manier om ‘constructief’ te piekeren?
Zeker. Maar vooral geldt: er zijn verschillende wegen naar Rome, en een gewoontegedrag als piekeren veranderen vraagt inzet en een langere adem. Verwacht niet dat dit met een simpel trucje te bereiken is. Wat veel mensen lijkt te helpen is om piekergedachten op te schrijven: dat helpt om afstand te nemen en de gedachten nemen dan in kracht af. Ook kan je dan bekijken of je het probleem waar je over piekert nog kunt oplossen. Of dat je het voorlopig maar moet accepteren; hoe ingewikkeld dat ook is. Maar het onderscheid leren maken tussen oplosbare en (voorlopig) onoplosbare problemen schept helderheid in je hoofd.
Wanneer wordt piekergedrag echt ernstig en zoeken we beter hulp?
Dat is als je merkt dat het gaat interfereren met je dagelijks leven. Bijvoorbeeld als je stemming eronder gaat lijden, of je concentratie verslechterd en je gaat meer fouten maken. We zien bij echte chronische piekeraars ook dat ze heel veel gaan piekeren over hun eigen gepieker; dan beland je al snel in een vicieuze cirkel. Hulp zoeken kan al zijn: bespreek het eens met je naasten. Maar hulp zoeken kan natuurlijk ook via je huisarts.
Heb je om af te sluiten een gouden tip voor de piekeraars onder ons?
Als ik die had, was ik nu steenrijk. Maar het sluit wel aan bij wat ik hiervoor ook zei: deel je zorgen met anderen, bespreek ze, en besef je bovenal dat je niet de enige bent die worstelt met piekergedachten, het is heel menselijk. Door je verbonden te voelen met anderen, kan soms het leed al wat zakken. Maar soms is het ook gewoon verdragen dat je je zorgen maakt om dingen waar je geen controle meer over hebt. Dat kan pijn doen, maar hoort ook bij het leven. En vooruit, nog een laatste: vergeet niet dat piekeren zich niet alleen in je hoofd afspeelt, maar in je hele lichaam. Door even op adem te komen- of juist even te gaan sporten – geef je je lijf de kans om uit de piekermodus te stappen.